Opbranden of afbranden voor God?
Even wat definities voordat we beginnen, dan snapt iedereen wat ik bedoel:
Een huis brand af. Alles gaat verloren, het heeft geen enkel doel, alleen schade. Niemand heeft er iets aan.

Een kaars brand op. Het heeft een functie die meerwaarde heeft. Hij geeft licht in de duisternis, brengt vreugde en meer.

In ons werk zien we (helaas) meer dan voldoende mensen waar het vuur wel uit is. Soms is er echt niets meer van over. En dat is in- en intriest om te zien. De vraag is altijd, hoe is dat gekomen en wat is er misgegaan?
De doelgroepen waar wij het (helaas) vaak tegenkomen zijn de vrijwilligers bij o.a. zendingsorganisaties. Die hebben zich soms letterlijk opgeofferd voor een goed doel.. maar nu komt het.
Even terug naar die kaars… stel, ik zet die kaars op de tocht, zodat die gaat walmen en daardoor sneller opbrandt dan waar die voor bedoeld was…
Stel, ik koop een kaars die 24 uur kan branden. Leuk voor ’s avonds op de camping. Als ik hem iedere avond 4 uurtjes aan doe, heb ik er 6 dagen plezier van. Maar… nee…. ondanks dat het dag is, laat ik die kaars gewoon aan…. Klinkt niet als efficiënt en alhoewel de kaars een aantal uren zeker licht in de duisternis heeft gebracht, en zeker ook plezier heeft gegeven…. was die nu na één dag al afgebrand in plaats van in 6 dagen opgebrand…
En nu gaan we even wat verder……
Wierrook…. dat zie je in de bijbel gebruikt worden als offer voor God. Dat wordt ook opgebrand… voor God.
En nu komen we bij het volgende Bijbelvers:

Door het voorbeeld van Christus, die voor ons gestorven is, weten wij wat echte liefde is. Daarom moeten ook wij ons leven opofferen voor onze broeders.
1 Johannes 3:16
Lees het nog eens een keer….
Door het voorbeeld van Christus, die voor ons gestorven is, weten wij wat echte liefde is. Daarom moeten ook wij ons leven opofferen voor onze broeders.
1 Johannes 3:16
Zie je wat er staat? Daarom moeten ook wij ons leven opofferen voor onze broeders. Wow! Dat klinkt extreem! Nou… laten we nog even doorgaan:
Er kwamen heel veel mensen naar Jezus toe. Op een gegeven ogenblik draaide Hij Zich om en zei: ‘Wie bij Mij wil horen, moet meer van Mij houden dan van zijn vader, moeder, vrouw, kinderen, broers en zusters. Ik moet hem zelfs meer waard zijn dan zijn eigen leven. Anders kan hij mijn leerling niet zijn. Niemand kan mijn leerling zijn als hij niet zijn kruis draagt en Mij volgt.
Lukas 14:25-27
Nou, dat zal wel een foutje zijn toch? Dat is wel mega-extreem… nou, nee dus. Jezus zelf heeft het echt meerdere malen gezegd, (Matteüs 16:24, Markus 8:34, Lukus 9:23, Matteüs 8:19-20, Matteüs 10:38 en nog veel en veel vaker) dus dit negeren kan niet…
En nu door naar ons werk en het werk wat iedere christen zou moeten(!) doen (Matheus 28:16-20)….
Wat wij doen voor christus heeft consequenties. Een kaars brand op, als die dat niet doet, klopt er iets niet. Een reukoffer brand op, als die dat niet doet, klopt er iets niet.
Wat wij doen en moeten doen voor God heeft Goddelijke meerwaarde. Hij geeft licht in de duisternis, brengt vreugde en meer. En dat betekent dat onze kaars uiteindelijk ook opbrandt… Vinden we dat erg? Nee, in tegendeel:
Juich van blijdschap, want in de hemel ligt een geweldige beloning voor u klaar. Vroeger zijn de profeten immers ook zo vervolgd.
Mattheüs 5:12
Ja,’ zegt Jezus, ‘Ik kom gauw met mijn beloning. Ik geef ieder het loon voor zijn daden.
Openbaring 22:12
De kunst is alleen om Goddelijk efficiënt op te branden voor God als reukoffer voor Zijn glorie en om niet inefficiënt af te branden. En nu kun je denken: weet je wat, ik blijf lekker op de bank zitten, dan leef ik langer en heb ik ook meer kansen dat iemand bij mij langs komt om Het Goede Nieuws te horen… nou… nee:
Het Koninkrijk van de hemelen is als iemand die naar het buitenland ging en zijn geld toevertrouwde aan zijn knechten. Zij moesten het beheren zolang hij weg was. Aan de ene knecht gaf hij vijfduizend geldstukken, aan de ander tweeduizend en aan de derde duizend. Hij hield rekening met wat zij konden. Daarna ging hij weg.
De man die vijfduizend geldstukken had gekregen, begon er onmiddellijk zaken mee te doen. Hij verdiende er vijfduizend geldstukken bij. De man die tweeduizend geldstukken had gekregen, deed hetzelfde. Hij verdiende er tweeduizend bij. Maar de man die duizend geldstukken had gekregen, groef een gat en stopte het geld voor alle zekerheid in de grond.
Na lange tijd kwam de heer terug. Hij riep zijn knechten bij zich om te horen wat zij met het geld hadden gedaan. De man die hij vijfduizend geldstukken had toevertrouwd, gaf hem er tienduizend terug. “Meneer,” zei hij. “Ik heb er vijfduizend bijverdiend.” De heer zei: “Je bent een goede en betrouwbare knecht. Omdat je dit kleine bedrag goed hebt beheerd, zal ik je grote verantwoordelijkheid geven. Deel in mijn vreugde!”
Daarna kwam de man die tweeduizend geldstukken had gekregen. “Meneer,” zei hij tegen zijn meester, “u hebt mij tweeduizend geldstukken toevertrouwd. Ik heb er nog eens zoveel bijverdiend.” “Prima,” zei de heer, “Je bent een goede en betrouwbare knecht. Je hebt dit kleine bedrag goed beheerd en daarom zal ik je nu veel verantwoordelijkheid geven. Ook jij mag delen in mijn vreugde.”
Ten slotte kwam de man die duizend geldstukken had gekregen en zei: “Meneer, ik wist dat u een hard mens bent. Ik was bang dat u mij zou afnemen wat ik had verdiend. Daarom heb ik uw geld in de grond verstopt. Hier hebt u het terug.” De heer antwoordde: “Je bent een slechte, luie knecht. Je wist dus dat ik je je verdienste zou afnemen. Je had het geld in ieder geval op de bank kunnen zetten. Dan had ik nog rente gekregen. Neem deze man het geld af en geef het aan de man die tienduizend geldstukken heeft.
Want wie een goed gebruik maakt van wat hij heeft, zal er nog meer bij krijgen. Meer dan overvloedig. Maar wie niets doet met wat hij heeft, zal zelfs de kleinste verantwoordelijkheid worden afgenomen. Met deze knecht valt niets te beginnen. Gooi hem buiten, in de diepste duisternis. Daar is wroeging en verdriet.”
Mattheüs 25:14-30
Niets doen is geen optie, wel iets doen heeft absoluut consequenties. En daarmee komen we bij het laatste vers voor vandaag:
Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest? Van de Geest die God u heeft gegeven en die nu in u woont? U bent niet van uzelf! God heeft u tegen de allerhoogste prijs gekocht! Gebruik daarom ieder deel van uw lichaam om God eer te geven.
1 Corinthiërs 6:19-20
Jezelf afbranden zonder Goddelijk nut mag niet, want je lichaam is een tempel van de Heilige Geest. Maar niets doen is absoluut ook geen optie, want je moet ieder(!!) deel van je lichaam gebruiken om God eer te geven.
Stop je je energie, geld, leven in de grond, of ga je ermee aan de slag voor Zijn glorie en brand je als levend reukoffer op voor Hem? En voor hoeveel procent doe je dat dan? Lauw, koud of warm?
En stel… je gaat er voor de volle 110% voor! Het kost je echt alles! Was het dat waard voor Zijn glorie? Indien je antwoord ja is, niets mis mee. Het is het offer waard. Er wacht een mooie prijs op jou. Kan niet wachten eerlijk gezegd. 🙂
Of was je toch echt te dol bezig, was het (als je er nu naar kijkt) niet efficiënt en had je het toch iets anders moeten doen, zodat je er nog wat langer mee door had gekund?
En dan nu de vraag: Wat ga jij vandaag doen? We hopen en bidden dat je niet afbrandt, maar opbrandt voor Zijn mooie doel.